Het was het jaar 2004. Ik had een aantal rumoerige jaren achter de rug. Mijn vader was erg ziek, en op mijn zestiende gingen mijn ouders uit elkaar. Omdat mijn vader zoveel zorg nodig had, besloten we dat mijn broertje en zusjes met mijn moeder zouden verhuizen, en dat ik bij mijn vader zou blijven om hem te helpen en te verzorgen. Ik was immers de een-na-oudste.
Mijn vader had door diabetes een been moeten laten amputeren, en vanaf dat moment ging het snel achteruit. Hij was altijd een sterke, zelfstandige man geweest, altijd bezig — en nu moest hij hulp vragen voor bijna alles. Ik vond dat zó moeilijk om te zien. Hij worstelde met zijn gezondheid, maar ook mentaal, en het brak mijn hart.
Op 22 november 2004 overleed mijn vader. Die dag staat voor altijd in mijn geheugen gegrift.
Omdat hij niet meer mocht vliegen, had hij altijd gezegd: “Als ik overlijd, wil ik dat mijn as wordt uitgestrooid in Suriname, op het water.” Hij was jarenlang visser geweest daar, nog voordat hij in 1973 naar Nederland kwam. “Ik heb me nog nooit zo vrij gevoeld als op het water,” zei hij altijd.
En zo geschiedde. Na zijn overlijden reisden we naar Suriname om zijn as uit te strooien. Maar tijdens diezelfde reis voelde ik me niet goed. Ik was duizelig, chagrijnig, futloos en zwak. Ik dacht dat het kwam door het klimaat en door de rouw om mijn vader. Ik slikte paracetamol alsof het snoepjes waren. Mijn moeder zei op een gegeven moment: “Dat is toch niet goed, Stef!
<span;>Maar ik trok het gewoon niet meer. Zelfs in Suriname wilde ik het huis niet meer uit. Uiteindelijk besloten we de reis eerder af te breken. Ik wilde gewoon naar huis.
Terug in Nederland ging ik naar de huisarts. Er werd bloed en urine afgenomen, en twee dagen later werd ik gebeld.
<span;>Mijn arts zei: “Ik weet dat dit misschien hard aankomt, zeker na het overlijden van je vader... maar misschien brengt het ook iets moois: je bent zwanger.”
Ik schrok. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik was pas achttien, mijn relatie was allesbehalve stabiel, en ik voelde me nog zo jong. Maar tegelijk voelde ik iets wat ik nooit eerder had gevoeld: er groeide een mensje in mij. En ik wist meteen — ik wil dit kindje. Met of zonder vader, dit kind is welkom.
Bij de echo bleek ik al zestien weken zwanger. Geen wonder dat ik me zo slecht voelde in Suriname. Mijn ex was er niet blij mee, maar dat maakte me niet uit. “Dit is mijn buik, mijn kind,” dacht ik. “Wie zegt dat ik jou nodig heb?”
Ik vertelde het mijn moeder. Ze schrok enorm. “Je bent te jong,” zei ze. “Je vader is net overleden, hoe ga je dit doen?” Maar nog diezelfde avond legde ze zich erbij neer. De volgende dag nam ze me mee naar de stad en kochten we samen de hele babyuitzet. Ze ging mee naar elke afspraak bij de verloskundige, en ze was erbij toen ik beviel.
Toen mijn zoon geboren werd, voelde ik een liefde die ik nooit eerder had gekend. Hij was prachtig — een flinke, sterke jongen. En het bijzondere is: hij werd geboren op 15 november 2005, een jaar na het overlijden van mijn vader.
Elke keer als ik naar mijn zoon kijk, voel ik dat mijn vader in hem voortleeft. Zijn kleine trekjes, zijn karakter, zijn manier van doen — zoveel lijkt op mijn vader.
En vandaag is mijn zoon 20 jaar geworden. De tijd is voorbijgevlogen. Hij is een volwassen man nu, en ik ben zó trots op hem. Op de manier waarop hij omgaat met zijn broertjes en zusjes, en hoe hij altijd op mij let.
Als ik er later niet meer ben, weet ik één ding zeker: mijn andere kinderen zullen altijd iets aan hun grote broer hebben. Hij zal er altijd voor hen zijn.
Mijn eerste kind. Mijn trots. Mijn hart. ❤️